Waterval - Vocal Group Timeless

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Waterval

Waterval van woorden

Op 18 maart 2018 gaven wij ons concert "Een Waterval van Woorden".

Hieronder kunt u de gedichten die tijdens het concert deel uitmaakten van de waterval teruglezen.

EB

Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat:
iedre minuut zet zich in de toekomst om.
Ik ben een oceaan van wachten,
waterdun omhuld door ’t ogenblik.
Zuigende eb van het gemoed,
dat de minuten trekt en dat de vloed
diep in zijn duisternis bereidt.

Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?


 

ZEEKOORTS
Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in ’t verschiet
een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.
Het rukken van ’t wiel, ‘t gekraak van het hout, het zeil er tegen,
als de dag aanbreekt over grauwe zee, door een mist van regen.

Want de roep van de rollende branding, brekend op de kust,
dreunt diep in het land in mijn ooren en laat mij nergens rust.
’t Is stil hier, ‘k verlang een stormdag, met witte jagende wolken
en hoog opspattend schuim en meeuwen om kronklende kolken.

Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?
Maar gelaten door den wind gaan, weg uit de stad van steen.
Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.
‘k Heb genoeg aan een pijp op wacht, en ’n glas in ’t vooronder.


Eeuwen
heb ik
in de buik
van het huis
gezeten.

Eeuwen
in de buik
van het huis.

Daar
heb ik
nagedacht.

Over
wat er
geworden is
van God.

Over
het kwaad
van de boom.

Over
de zieke waan
van het denken.

Ik weeg
de aarde
op mijn hand.

Ik weet
dat ik
van alle dingen
ben.

Zoals een boom
bezit is
van de grond
en aarde
aan de zon
gebonden.

Zelfs
van mijn eigen ogen
ben ik het licht
en van mijn mond
het spreken.

Van takken
ben ik wortels
groeiend in de grond
en met het water
ben ik het zoeken
van mijn dorst
naar voedsel.

Deel ben ik
van de dingen
deel
van mijn eigen denken.
Ik slaap
en waak
en daarom
ben ik mens.

HET MEISJE

Een kind was ze
Een klein meisje dat droomde van de zee
Van de verte en het ongezegde
Met de schepen wilde ze mee
De ruimte van het water
Voelde als warmte, als de bron.

Een meisje was ze
Dromend van oneindige verten
Een peilloze diepte aan haar voeten
Deed haar vermoeden wat er was
Dat er meer was dan ze zag
Ze deed een stap en greep
Mis – mis.

Een vrouw was ze
De verte was te ver gebleken
Ze zag de grond waarop ze stond
De stenen waarop ze liep
En wist: dit is mijn leven
Hat kind aan mijn hand
Zal vinden wat ik zoek

WATER GEEFT RUIMTE

Water geeft ruimte
Water geeft diepte
Water omvatte mij in het begin
Gaf me geborgenheid

Water lest mijn dorst
Water bedreigt me
Water beschermt me
Water verteert me

Water stroomt………eindeloos
Die stroom is altijd hetzelfde
Die stroom is steeds weer anders
Die stroom voert me mee
Naar nieuwe verten
Nieuwe werelden.

Water geeft leven, geeft liefde
Water geeft de dood
Zaken die eeuwig bij elkaar horen
En als het leven verdwenen is
Is daar nog altijd die stroom
Altijd hetzelfde
En altijd anders.

ZEEDRIFT

Goeiig ontmoedigd afgedankt dingetje
dat in de zee zweeft als een anemoon
en met het wier mee in en uit
en heen en weer slurpt op het tij,
hierheen verdwenen uit wie weet
wat voor huis, wat voor schip.
(De zee is een dunne verdunning
van onachterhaalbare dingen.)
Een schil is het, nog minder
dan de schil van een gebaar
hoe overrompelend en dierbaar ook.

De zon gooit lichtdraadmazen door het water,
ik staar en traan van al dat ketsend licht.
En van hoe internationaal, en alledaags
en goedertieren sex is.


HOORT GIJ DE ZEE……..

TWEE MENSCHEN

"Omdat de golven moeten breken
-de schone, de hooge-
o, laat mij nu geen waan gedogen,
en, aan mijn hart uw hoofd, de waarheid spreken……

Maar sluit uw oogen…….

Hoort gij de zee achter mijn hart?
Eens zal ik heen zijn,
en zal alleen de wind nog zijn gebleven;
en gij zult voor de zee alleen zijn,
misschien te moe om nog te streven……

O, het is hard,
maar omdat alle schone golven moeten breken
wil ik dit spreken
tot aan het laatste woord.

Wat is de liefde dan één roep gehoord
in deze ontzetbre stilte van verlangen?
dan één gelaat gezien, gelijkelijk bevangen
van vrees in deze leegten van het licht?

En dan de zegen van den droom, die zwicht
naar het nabije en het tezamen doven
van de begeerten, en het goed geloven
dat alles hierheen leidde……

O, laatste schuilhoek die de tijd bereidde-
O, hoop, dat hier de stem ons niet zou vinden
die van den aanvang riep-
    O, hoop, o, blinde-
want eenmaal komt de groote wind weer vrij,
en eenmaal gaat verlangen de beminde
voorbij-

Toen sprak zij, die haar oogen niet ontsloot:
"Ik weet het ál; maar zwijg nu stil
Wat kan mij deren, die de liefde wil
Tot in den dood….."


Onbruikbaar credo

Wie in mij gelooft, gelooft in water:
vandaag nog diep, maar morgen al dauw,
en wie in mij gelooft, gelooft in wind:
eerst nog warm, maar zeer snel
die harde noorderwind.

Zó gelooft, wie in míj gelooft, in zwemmen,
om happend naar lucht traag, maar loodrecht,
te verdrinken. En zó gelooft, wie in míj gelooft,
in vliegen, om weldra in laat tegenlicht,
molenwiekend, neer te storten.

Want wie in míj gelooft,
gelooft te ijdel.
Want wie in míj gelooft,
gelooft steeds voor het laatst.


 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu